Sinds een week werk ik aan een grote opdracht voor een middelgrote gemeente. Nee, niet mijn woonplaats maar een gemeente op een slordige vijftig kilometer verder naar het noordoosten. Daarvoor moet ik één à twee keer in de week naar het stadhuis van die gemeente om medewerkers te interviewen.
Niet gemakkelijk want de interviews hebben betrekking op de echte inhoud van het werk. In het beginn ontstond er zelfs wat wrijving omdat de dames en heren vonden dat ik de verkeerde vragen stelde. Dat is nu allemaal heel netjes geregeld. Iedereen blij.
Nou ja, blij. Natuurlijk het is een leuke klus die ook nog eens heel veel geld oplevert. Dat is mooi meegenomen. Even zo goed word ik er in dat stadhuis niet blij van. Nee, ik begrijp nu waarom ik voor mezelf ben begonnen. Ik zie die mensen in zo’n kantoortuin zitten met collega’s tegen wie ze verplicht vriendelijk moeten zijn. Ondertussen probeert een aantal van die collega’s anderen met een glimlachend gezicht bij de baas onderuit te halen.
Het is ook benauwd in zo’n gebouw. Een verstikkende sfeer en slechte lucht, airco of niet. Mensen die haasterig passeren en zo de indruk wekken dat ze iets aan het doen zijn. Gewichtige gezichten, een doorsnee koffiemachine waaruit eigenlijk alleen het koude water goed te drinken is. En eindeloos veel gesprekken, van die overleggesprekjes waarvan ik altijd weer de helft vergeet, ook al schrijf ik het op.
Nee, geef mij maar mijn zolderkamer waar ik naar believen chocola en koffie naar smaak kan halern en maken als ik daaraan behoefte heb, waar het gekwetter van collega”s mijn gedachten niet stoort en waar ik net zo hard kan werken als ik zelf wil. Dat is eigenlijk meer “net doen alsof je werkt”. Het bevalt me stukken beter.
Tot sterkte,
Kaj Elhorst
Geef een reactie