In geen velden of wegen is Kommer vandaag te bekennen en dat terwijl ik toch een duidelijke afspraak met hem heb staan. Half twee ’s middags zoals elke doordeweekse dag van de afgelopen periode en voor de komende weken. Deze keer moet, helaas, het personeel eraan te pas komen. In de meeste huishoudens zou het normaal zijn als mevrouw haar man ging zoeken maar zo niet hier. “Mevrouw zit op haar atelier en kan niet gestoord worden”, zegt het meisje aan de deur. “Ik zal voor u gaan kijken.”
Eveneens normalerwijze zouden we tegenwoordig in zo’n geval grijpen naar het mobieltje maar ook dat gebeurt hier niet. “Dat hoort hij niet”, glimlacht het meisje alsof ze zeggen wil: “dat wil hij niet horen”. Ze loopt voor mij uit naar de achtertuin en ik kan aan haar zien dat haar ogen geoefend zijn in het speuren naar haar broodheer. “Daar is hij”, roept ze plotseling bijna trots uit. “Ziet u die grote struik van de roodpaarse hortensia? Daarachter zie ik zijn hoed en daaronder moet hij zitten.”Alsof ze niet meteen door had dat ze iets grappigs zei, schiet ze plotseling in de lach met één hand voor haar mond. “Gaat u maar hoor”, giechelt ze nog. “Hij verwacht u immers.”
Inderdaad tref ik mijn gesprekspartner aan, half verscholen onder de hortensia, laarzen, schoffel en hark en turend naar de regenwormen in de grond. “Goedenmiddag Kommer”, begroet ik hem maar het lijkt of hij mij niet hoort. Dan tik ik hem op de schouder. De oude en wijze politicus maakt een abrupte beweging en kijkt mij geschrokken aan. “O, ben je er al?” Ik kijk onwillekeurig op mijn horloge: twee uur en vijf minuten. Al! “Nou, vooruit dan maar”, zegt hij en hij doet een poging soepel op te veren wat hem bijna een val middenin de hortensia kost. “Prachtig hè?”, lacht hij. “Al die verschilende kleuren en vormen. “Ik zat net te kijken naar de lumbricidae, ook wel bekend als regenworm. Wist je dat die diertjes geen seksleven hebben?”zucht hij. Hij kijkt mij vragend aan. “Ze krioelen maar door de grond en het lijkt wel of ze wachten tot de eerste de beste kip voorbijkomt. Tja, drang tot zelfvernietiging misschien.” Hij gaat nog even door op de regenworm. “Ze behoren tot de orde van de haplotaxida, de gelede oligochaeten. Er zijn verschillende soorten regenwormen, in de hele wereld zo’n 2200 maar in ons land 25. Weinig als je bedenkt hoeveel regen hier valt. De langste regenworm in de wereld is drie meter met een taille van 8 millimeter. Nou, daarop kan zelfs Antje nog jaloers zijn.”Antje is “het meisje”.
Kommer doet, steunend op de schoffel, een paar stappen in de richting van het huis. “Weet je wat mij altijd zo opvalt? Wij doen alsmaar allerlei pogingen om alles en iedereen “gelijk” te maken. De natuur heeft daar een broertje aan dood. Ze leeft bij de gratie van de diversiteit, de verschillen. Eerlijk gezegd vind ik dat mooi. Verschillen maken de wereld interessant en de moeite waard om te beleven en te verkennen. Als alles hetzelfde is, ga je vanzelf dood.” Hij maakt een geluid alsof hij zwaar slikt en zegt dan: “Schrijf dat laatste maar niet op. Dat klinkt niet.”Maar hij weet dat die opmerking overbodig is want we hebben afgesproken dat ik zou werken volgens het systeem “gezegd is gezegd”.
Met een resoluut gebaar koppelt hij een veldfles en twee kleine bekertjes van zijn gordel. “Die mag je nooit vergeten”, glimlacht hij. Zullen we hier even gewoon in de stront gaan zitten?”vraagt hij meteen daarop hardop lachend vanwege het woord stront en zijn verwachting dat ik zulk taalgebruik bij hem niet had gezocht. “Stront is de moeder van het leven”, zegt hij. “Daarvan ben ik overtuigd. Ga maar eens na hoeveel stofjes er in stront zitten waar leven uit voort kan komen. Nou… nee laat ik dat niet zeggen.”‘ Hier middenin de natuur leer ik Kommer kennen als iemand die niet alleen emotioneel en heftig kan zijn maar ook rebels al vraag ik me af wat hijniet wilde zeggen. Zoals hij voorstelde, gaan we in de “stront” zitten en dan schenkt hij twee Beerenburgjes in.
“Vreselijk, al die gelijkheid”, gaat hij verder. “Ik hoop dat er een tijd komt dat we blij zijn met de verschillen. Was het niet Aristoteles die ooit zei “geen groter ongelijkheid dan de poging dingen gelijk te maken die ongelijk zijn”? Ik heb dat ooit eens gelezen toen ik aan het logeren was bij een vriend en toen dacht ik het al: “Je bent mijn vriend omdat je anders bent dan ik.”
Hij neemt een teug van de Beerenburg maar zijn Friesche pijp komt niet tevoorschijn. “In de tuin rook ik nooit”, zegt hij als ik daarover mijn verwondering uitspreek. “Ik vind het niet prettig als de rook in mijn gezicht komt en ik zou het niet kunnen verkroppen als een vonk uit mijn pijp de oorzaak is van brand. Kijk nou toch eens, die vlinders. Je zou toch niet willen dat ze het slachtoffer werden van vuur? Zo mooi en zo prachtig: koolwitjes, atalanta’s en al die andere. Je kunt ze herkennen door kleur en vleugeladering. Er zijn 16000 soorten vlinders maar bij elke soort lopen de aderen weer anders.” De bewondering lijkt hem nu te overvallen en dat betekent bij Kommer stilte.
“Aristoteles had gelijk”, zegt hij even later. “Als je probeert alles gelijk te maken, benadruk je het negatieve van de verschillen want waarom zou je iets moois en goeds ongedaan willen maken? Ik hoor steeds meer van die mensen die beweren dat andere gewoonten en uiterlijk een teken zijn van achterlijkheid. Waar halen ze dat vandaan? Je bent pas achterlijk als je met andere volkeren en culturen niet om kan gaan. Ik zou willen dat we een neger weer gewoon “neger” noemen en een indiaan “indiaan.”De verschillen tussen hen en ons behoren we te koesteren en te zien als teken van gelijkwaardigheid. Mensen zullen nooit gelijk zijn, alleen gelijkwaardig en dat is eigenlijk veel mooier.”
De oude en wijze politicus grijpt mijn schouder stevig vast in een poging overeind te komen en de “stront” te verlaten. “Het gaat allemaal niet soepel meer maar is het niet mooi dat we bij al onze verschillen elkaar van dienst kunnen zijn?” Hij steekt zijn hand lachend uit om mij te helpen bij het opstaan. Nodig is dat niet maar ik neem hem toch graag aan. “Kom, we nemen er nog één, op het terras. Dan krijg je een mooi panoramisch beeld van al die verscheidenheid”, nodigt hij me uit. Dat lijkt me een prima idee. Een gevoel van tevredenheid bekruipt me, nu ik zo over het landgoed uitkijk. Toch wrikt er nog iets. Ik zopu willen weten wat Kommer niet wilde zeggen maar het lijkt me geen goede vraag. Kommers openheid is karakteristiek voor hem. Daar moet je geen misbruik van maken.
Tot sterkte,
Kaj Elhorst
Service