Knus, snus en de koddebeier

veldwachter.jpg

Nooit heb ik er één meegemaakt maar de grootvader van mijn vrouw was één van de  onbezoldigde veldwachters die ons land ooit rijk was. Hij hield het dorp waar hij woonde goed in de gaten en spaarde de appeltjesgappende en vuurtjes stokende dorpsjeugd niet. Eéns in de week zat hij bij meneer burgemeester aan het bureau om de stand van zaken rond orde en rust in het dorp door te nemen. Het leuke van de veldwachter was dat iedereen hem kende.

Hij dronk koffie bij Marie, ging op de thee bij Jannes en tussendoor nuttigde hij het warme eten netjes bij moeder de vrouw thuis. Onderweg sprak hij met de postbode, de straatveger en de veearts en iedereen wist “als er stront aan de knikker is, moet je bij hem zijn”. Het contact tussen burger en gezag was van een natuurlijk, speels karakter. Sterker nog, de burgemeester moest zich snor, baard, hoge hoed, pandjesjas en vestzakhorloge aanschaffen om enige afstand tot het gewone gepeupel te scheppen.

Tegenwoordig heeft in mijn gemeente de wijkagent zijn intrede gedaan. Dat was hard nodig want in de roes van de efficiencyvergroting zijn scholen tot  leerfabrieken uitgegroeid en politiekorpsen tot regionale veiligheidslegers. Efficiënt. Nou ja, dat is nog maar de vraag want de tijd die agenten verliezen met het zoeken van de weg in een plaats die ze niet kennen, werd vroeger gebruikt aan doelmatige surveillances. Maar daarvoor hebben ze toch een routeplanner? Ach ja, elektronica. Zucht, het blijft tobben hè?

De wijkagent moet daarom het contact tussen burger en politie gemakkelijker maken en het vertrouwen versterken. Nu zijn dat twee dingen die je in de goede volgorde moet zeggen. Om goed contact te hebben, moet er eerst vertrouwen zijn. Als het vertrouwen er is, kun je zelfs aan een draagvlak gaan denken. In het geval van de onbezoldigde veldwachter was dat vertrouwen er al. Elke dorpeling wist precies wie de veldwachter was en wat je aan hem had. Bij de wijkagent ligt dat wat anders. Hij heeft om te beginnen niet te maken met 500 maar met 10.000 burgers. Tienduizend burgers die hij allemaal moet kennen en die hem allemaal moeten kennen. Daarbij komt dat hij tijdens zijn surveillances nog eens een afstand van zo’n zes tot tien kilometer tussen de uitersten van zijn gebied moet afleggen. Op de fiets want als automobilist leg je geen contact met burgers.

Iedereen voelt het al aan: de efficiency heeft opgeleverd dat niemand de wijkagent kent en hem of haar ook nooit in de eigen omgeving tegenkomt. Een foldertje door de brievenbus, samen met de reclame van Piet Textiel, dat was alles. Ik vraag me dus af wat nu precies de winst is van deze efficiencyslag. Natuurlijk, de geleerde heren en onderzoekers zullen wel weer komen met een lange reeks van enquêtes en leermomenten maar in werkelijkheid gaat het daarbij natuurlijk alleen om bazelarij. Dat een wijkagent in zo’n groot gebied met zoveel mensen geen contacten tot stand kan brengen, was van te voren al duidelijk.

Het is het zoveelste bewijs van de onzin van de schaalvergroting die efficiency met zich meebrengt. In theorie is het mooi. Verhalen over beschikbaarheid van volle politiehulp, inzetbaarheid van faciliteiten waar het nodig is en dat soort klets. In de praktijk komt het er op neer dat de gemiddelde burger geen agent meer heeft om op persoonlijke wijze tegen te zeuren en dus verliest hij ook op dat gebied het vertrouwen. En met het vertrouwen vliegen contact en draagvlak de deur uit.

Schaalvergroting lijkt een mooie oplossing voor de inzet van onze omvangrijke, technische hulpmiddelen maar het is het niet. Met al oze technische rotzooi zijn we minder goed in  staat de politie haar taak te laten doen dan vroeger. Dat wordt niet opgelost door websites, mobiele telefoons of elektronische netwerksystemen. Dat kan alleen een oplossing vinden in menselijk contact.  

Mensen hebben de neiging om hun leventje in eigen kleine kring op te bouwen. Binnen de Europese Unie wordt de lokale bestuurlijke eenheid, de gemeente, steeds belangrijker. Sommigen gaan het liefst in een dorp wonen omdat ze daar hun buren nog kennen. Anderen wenden zich tot de snus nu het rookverbod door de Europese Commissie ongeveer over heel Europa is uitgevaardigd. Alleen kolencentrales mogen nog roken, vanwege de grootschalige energiebehoefte. De Europese burger zoekt zijn of haar eigen genoegen en verstopt het desnoods onder de bovenlip. “Snus”, een zakje met tabak waarop gesabbeld kan worden zodat je toch nicotine binnenkrijgt. Het mag natuurlijk weer niet van de grootschalige bestuurders in Brussel maar wie kijkt er onder andermans bovenlip? Leve de kleinschaligheid. Doe mij maar knus, snus en de koddebeier. 

Tot sterkte,

 

Kaj Elhorst

Http://politiek.wordpress.com

Service

http://www.regelzucht.nl

http://www. johnito.blogspot.com

 http://www.beteronderwijsnederland.nl

http://www.veldwachter-bathmen.nl

Van nozem tot zeikende 55 plusser

10vetku1.jpg

Hoe zat dat ook al weer met Jean Paul Sartre? Hij riep het existentialisme als filosofisch gedachtengoed in het leven en kreeg daarmee massa’s aanhangers. De ‘blousons noirs’ die in de Parijse straten existeerden en daar ook niet zo gek veel meer deden dan existeren. Een soort bewuste comapatiënten. Het existentialisme dreef een flink aantal jongeren tot wanhoop en wat iedere pedagoog weet, gebeurde: wanhopige pubers pleegden zelfmoord. Soms expres op de meest afgrijselijke manier. Sartre is na zijn existentie al vele jaren benoemd tot groot filosoof en schrijver want zelfmoord is je eigen verantwoordelijkheid.

Die gedachte dat alles terug te brengen is tot eigen verantwoordelijkheid paste niet alleen goed in het existentialisme. Ze maakt er een wezenlijk onderdeel van uit. Dat pubers daarmee niet zo goed om kunnen gaan, blijkt nog steeds elke dag. Trouwens, meer gerijpte personen weten veelal ook niet wat ze met die eigen verantwoordelijkheid aanmoeten. Ze leren het thuis niet en ook lang niet altijd op school. Voor de kabinetten van de laatste jaren ligt het eenvoudiger. Iedereen moet gewoon zijn of haar eigen verantoordelijkheid nemen als het goed uitkomt. Op andere momenten bemoei ik, als overheid, me “vet” met andermans leven.

De zinloos rondhangende jeugd uit de vijftiger en begin zestiger jaren stond bekend als “nozems”. Ze “hingen” in de straten, vraten friet en scheurden op hun knetterende brommers zo hard mogelijk heen en weer door de belangrijkste straat van de stad waar ik toen woonde: Almelo. “Grotestraat” heettte die straat heel toepasselijk. Omdat de nozems zich tot op het bot verveelden, sloegen ze ook wel eens een passant in elkaar. Ik ben daar twee keer het slachtoffer van geweest. Maar: de politie was waakzaam.

Dat wilde kortgeleden in elk geval een ex-nozem mij op een ander blog doen geloven. Nozems werden bij tijd en wijle opgepakt en dan kregen ze op hun donder.’Wij ook”, vertelde de ex-hangjongere mij en het leek wel of hij er trots op was. “Tegenwoordig doet de politie niets meer”, snaterde hij verder. “Ze rijdt voorbij en doet of ze niets ziet.” Dat klinkt haast als jaloezie: tegenwoordig mogen die hangjongeren maar doen waar ze zin in hebben. De politie doet er niets aan.”

De ex-nozem vergat, of wist niet, dat in de zeventiger jaren van de vorige eeuw Sociale Academies zijn opgericht waar niet-nozems konden leren voor straat- en jongeren- of opbouwwerker. Het zijn deze sociaal geschoolde mensen die zich intensief met hangjongeren bezighouden. Zij zetten zich in om jongeren tot een productiever en socialer leven te brengen. Dat had je niet in de nozemtijd. Trouwens, is onze ex-nozem beter geworden van al die keren dat hij van de politie op zijn donder kreeg? Ik betwijfel het heel erg als ik zijn teksten lees.

Ik vind wel dat hangjongeren veel te vrijblijvend worden benaderd. Mijn oplossing zou het zijn om ze een taak te geven in hun woonomgeving. Elke leerkracht weet dat vervelende leerlingen bijdraaien als ze verantwoordelijkheid te dragen krijgen . Geef jongeren dus opdracht de trapveldjes te onderhouden, voetbalvelden schoon te houden, rotzooi in de buurt op te ruimen, elke dag een scherp omschreven taak. Niet gedaan?  Dan gaan we in het weekend sloten uitbaggeren en schoonmaken onder begeleiding van strenge mannen en vrouwen.

Hangjongeren zijn namelijk niet van alle tijden. Volgens mij zijn ze de vrucht van de Leerplichtwet, de wetten tegen kinderarbeid en in toenemende mate van verwennerij.  Ze kunnen zichzelf niet goed bezighouden en krijgen geen taak of verantwoordelijkheid toegeschoven die ze best aan zouden kunnen. Vóór de leerplicht en de kinderwetten hadden jongeren geen tijd om te hangen. Ze moesten zich kapotwerken in de fabriek. Dat was niet goed maar hangjongeren had je niet.

En die verwennerij?  Bij mij vier huizen verderop woont een politieman die de helft van de krantenwijk van zijn zoontje loopt. Zoonlief krijgt wel de volledige poen. Waarom? Het rotjoch heeft er geen zin in! Ik zou hem zo’n verschrikkelijke schop onder z’n hol verkopen dat hij nooit meer zou weten of hij ergens zijn in had of niet. Ja, politiemeneer, op jouw manier kweek je lastige jeugd. Hangjongeren hebben we zelf bij elkaar geneukt en daarna verpest.

Nu de ex-nozems zelf “oudere” zijn geworden, voelen ze zich bedreigd en eisen ze streng optreden van de politie die inmiddels de handen vol heeft aan een zin- en nutteloze strijd tegen drugs. Want ja, ook dat vinden de ex-nozems heel hard nodig. Verder moet de grote criminaliteit worden aangepakt, de fraude, overvallen en berovingen of verkrachtingen en natuurlijk regelrechte moord en inbraak. Even zo goed eisen ex-nozems dat de politie hangjongeren oppakt en op hun falie geeft. Ex-nozems eisen nu iets van de politie die ze vroeger vervloekten. Dat doen ze door zich op weblogs te presenteren als negativistische zeikende 55 plussers.

Eigenlijk zijn ze niets veranderd. Ze tooien zich nog steeds met intimiderende namen als “demon” of “bolleke”. Het is echt te bespotttelijk voor woorden dat je je als senior achter zulke termen moet verschuilen. Ze rammen er niet meer op los maar zeiken, eindeloos zeiken omdat ze nooit geleerd hebben naar zichzelf te kijken. Er is een eeuwenoude regel die luidt:  “de oude grijsaard zingt een liedje van verlangen”. Terugkeer naar betere tijden toen de politie de hangjongeren nog op hun falie gaf en op die manier verschrikkelijke zeikerds kweekte. Dat lijkt het ideaal te zijn. 

Ik kan ze verzekeren dat de tijden van weleer nooit weerom komen. De geschiedenis herhaalt zich maar tijden komen nooit terug. Ze zullen echt moeten leren leven met “hangjongeren nieuwe stijl” en, o ja, daaronder bevinden zich inderdaad ook Marokkanen en andere allochtonen.  Ik schreef het al eens eerder: de tijden veranderen maar wij niet.

Hoewel, ik heb een jonge vrouw gekend die de hangjongeren uit haar buurt thuis uitnodigde, ze te eten en te drinken gaf en naar hun verhalen luisterde. Ja, ze ried ze zelfs aan om weer naar school te gaan in plaats van te hangen. Niet bij iedereen had dat succes  maar wel bij een aantal. Helaas is deze goede vriendin van mij overleden maar ze kan als voorbeeld dienen voor al die scheldende ex-nozems die moeten aanzien hoe “hun” land verloedert zonder dat ze er iets tegen doen. Ze doen wat ze gewend waren: hangen, maar dan achter de computer.

Tot sterkte,

Kaj Elhorst

Http://politiek.wordpress.com

Service 

www.20eeuwennederland.nl

www.rhinegroup.nl/

www.hangjongeren.nl

www.hansvanegdom.nl

www.hetkanwel.net

www.be.gizmodo.com