Vanmorgen ben ik gefeliciteerd omdat ik 61 ben geworden, zegge en schrijve “zes plus” dus. Die felicitatie vind ik altijd wat vreemd omdat ik er helemaal niets voor heb hoeven doen. En waarmee word ik eigenlijk gefeliciteerd? Dat ik het gehaald heb? Dat ik zo’n bron van geluk ben voor mijn omgeving? Dat ik alles, inclusief mijn directe omgeving, zolang heb doorstaan? Het is me echt niet duidelijk. Hoe dan ook, vanavond ga ik niet naar de raadsvergadering. Ik heb andere verplichtingen, zeker nu mijn dochter op het punt staat te verhuizen naar Spanje.
In elk geval zal ik mijn lezers en opponenten, zoals Ben Kok, met dubbele energie lastig vallen. Zie het als een soort tractatie, een toefje slagroom op een jaarlang kritiek leveren. Voouit met de geit. Vandaag las ik in de krant dat studenten bijna allemaal genoegen nemen met een zesje voor welk onderdeel van hun bachelorschap of noem maar op dan ook. Een zesje want ze willen genieten van het leven ondanks dat ze studeren. Dat is wel grappig. Kennelijk vinden maar heel weinig studenten hun studie leuk genoeg om zich ervoor in te zetten. Je kunt je dus afvragen of ze echt iets studeren dat ze leuk vinden.
Nu is de studentenjool natuurlijk niet iets van deze tijd. De Middeleeuwse “Canterbury Tales” staan er al vol van. De vraag is dan ook wat de bedoeling is van een dergelijk onderzoek of wat voor conclusies je eruit zou kunnen trekken. Dat altijd maar een heel klein deel van de studenten uit is op zeer hoge cijfers, is ook al zo oud als de jaartelling. Dat meisjes het beter doen dan jongens, is wel iets van de laatste jaren. Ho! Vroeger zaten er dan ook nauwelijks meisjesstudenten op de universiteit. Of de gebrekkige resultaten van jongens samenhangen met het zoeken naar een nieuwe positie van de man in de samenleving, is wat mij betreft nog wel heel erg discutabel.
De zesjescultuur, dus niet eens zes plus. Studenten met de hoogste cijfers blijken later ook niet eens altijd de meest briljante beoefenaren van hun vak te zijn. Toch kun je er vraagtekens bij zetten. De waarde van een universitaire studie wordt schromelijk overschat. Academisch denken wordt als eis gesteld bij vacatures waarvoor echt geen academicus nodig is. Daarmee komt een heel andere bedenkelijke kant van het vraagstuk naarboven.
Het vertrouwen in het onderwijs dat niet academisch is, is heel laag. Wie personeel vraagt, durft misschien nog een hbo-er voor een gesprek uit te nodigen maar daarmee houdt het wel zo’n beetje op. Zelfs onderwijzers kunnen niet rekenen en over taalvaardigheid zullen we het maar niet hebben. In de afgelopen dertig jaar is het onderwijs naar de knoppen geholpen, inclusief de universiteit. Feit blijft dat de laatste nog steeds de bovenlaag vormt van het krakkemikkige onderwijsgebouw.
De zesjescultuur op de universiteit maakt misschien vooral duidelijk dat studenten niet gedreven zijn om zich een bepaald vak eigen te maken maar slechts een goedbetaalde baan. De bul geeft daartoe de beste kansen. Wij vinden dat nog prachtig ook want die zesjesmentaliteit spreekt toch van een voortreffelijk gevoel voor efficiency? En daar draait het om in ionze samenleving, met een minimum aan inspanning een zo hoog mogelijk resultaat bereiken. Weg met gevoel voor het vak of verbondenheid ermee. Allemaal onzin.
Met de afgang van het onderwijs ging de waardering voor veel geld verdienen de afgelopen jaren omhoog. Haast als communicerende vaten (weten de studenten nog wat dat is?).Die baan moet zich bij voorkeur niet op wetenschappelijk gebied bevinden want elders valt met een titel veel meer te verdienen. Dat het gestudeerde vak daarvoor niet nodig is, zal de nieuwkomer een grote rotzorg zijn. Hij wil een BMW en een vrijstaande bungalow, punt uit!
De minister van Onderwijs wacht dan ook een schone taak om de waardering voor vakken en beroepen op alle niveaus op te krikken. Het is heel goed als een scholier een vak leert dat hij niet direct voor zijn werk nodig heeft. In het verleden is dat als overbodige onzin van de hand gedaan. In werkelijkheid draagt deze “overload” bij aan de persoonlijke vorming en die is weer van belang voor zijn of haar gedrag en vaardigheden, communicatieve eigenschappen en inzicht. Tegelijkertijd is het waanzinnig dat rechtenstudenten een vak uitoefenen waarvoor niet meer juridische kennis nodig is dan voor een goede verdediging voor een te hoge snelheid in de felbegeerde BMW.
Het zou mooi zijn als, bijvoorbeeld, een mbo-er niet alleen zijn vak leerde maar ook allerlei “overbodige rompslomp” zoals de Nederlandse taal of de plaats waar Nederland ligt. Al die `overload` maakt hem of haar voor collega’s en anderen tot een aangename gesprekspartner, iemand die snel begrijpt wat de ander bedoelt en kan hij of zij zelf een brief schrijven zonder fouten. Dat laatste is al heel wat want zelfs academici zijn er heden ten dage nauwelijks toe in staat. In elk geval hoeven garages dan geen academisch denkvermogen meer te vragen als zij een autoverkoper zoeken.
Ik ga voor de zes plus en hoger. Mooier dan een hoog inkomen is de briliance waarmee je je vak kunt uitoefenen. Dat geeft dagelijks werkplezier dat uitgaat boven de gebruikelijke gesprekken over auto’s en babykleertjes met collega’s die ook geen andere onderwerpen van gesprek weten. Nou Ronald, aan de slag, zou ik zeggen. Wat we nodig hebben zijn kleine scholen met zorg en aandacht voor de leerling en zijn of haar capaciteiten. Daar moeten leerkrachten rondlopen die beschikken over voldoende parate kennis en inzichten om een diepgaand gesprek over hun vak en maatschappij te voeren. Leerkrachten ook die geen rekenmachine of vingers nodig hebben om tot tien te tellen.
Tot sterkte,
Kaj Elhorst
Nu ik de 60 ben gepasseerd, vraag ik iedereen in het vervolg wat consideratie in het geval van typfoutjes. Ik bedoel 61=oogjes moe=niet zo goed zien. Snap?
Service
http://www.gedichten-freaks.nlhttp://www.gedichten-freaks.nl