Kortgeleden kreeg ik een artikel onder ogen van Marcel Roele. Deze presenteert zich als wetenschapsjournalist en als zodanig is hij vaste medewerker van HP/De Tijd. De vraag is of hij niet beter kan gaan schoonmaken of koffie ronddelen, desnoods tijdens persconferenties.
Roele stelt zichzelf de vraag “Was Hitler links?” Een legitieme vraag hoewel ze wel wat absurdistisch aandoet en de verdenking met zich meebrengt Hitler te willen onderbrengen in één van de hedendaagse, politieke kampen.
Even zo goed: legitiem. Een wetenschapsjournalist mag zich elke vraag stellen waaraan hij wetenschappelijke waarde hecht.
Het artikel wordt al meteen verdacht doordat de definitie van “links” nergens wordt gegeven. In de loop van het verhaal wordt duidelijk waarom dat zo is. Roele verwart links met socialistisch. Dat is niet zo best. De termen “links” en “rechts” zijn wel degelijk te definiëren en hebben dan geen congruentie van links en socialistisch ten gevolge.
Historisch gezien zijn de termen afkomstig van de locatie die de parlementsfracties ten opzichte van hun voorzitter innamen: links of rechts van de voorzitter. De partijen aan de linkerhand waren over het algemeen niet confessioneel en in elk geval vooruitstrevend en vernieuwend. Aan de rechterhand zaten de conservatieven en confessionelen. In zijn artikel lijkt Roele een ander onderscheid te maken al doet hij dat niet expliciet. Bij hem is links “slecht en moorddadig” en rechts is iets anders. Links is bemoeizuchtig en staat voor het collectief, rechts “laat de wind maar waaien”. De historische contekst is echter heel anders.
In werkelijkheid is links vooruitstrevend en niet confessioneel, dat wil zeggen dat de partijen zich niet beroepen op een hogere macht. De eerste groep die de naam “links” kreeg toebedacht, waren de liberalen ( een politieke stroming die Roele helemaal niet noemt en dat is toch merkwaardig). Later kwamen daar de socialisten in diverse gradaties bij.
De liberalen keerden zich tegen de macht van de confessionelen en conservatieven die elke technologische en commerciële vooruitgang tegenhielden. De socialisten keerden zich tegen de uitbuiting van de arbeiders door de liberale en conservatieve ondernemers.
Nu schotelt Roele ons het beeld voor van conservatieven en confessionelen die alles en iedereen maar zo’n beetje ongemoeid lieten. Niets is minder waar maar zij hadden veelal andere methoden om zich met Jan en Alleman te bemoeien. In de eerste plaats was er een sterk restrictieve wetgeving om de belangen van de bevoorrechte klassen te beschermen. In de tweede plaats hadden, vooral de confessionelen, de kerk die een uitgebreide bemoeizucht tentoonspreidde, tot in de kleinste details. Het waren ook de conservatieven en confessionelen die de man tot “hoofd van het gezin” hadden gemaakt. Bemoeienis van bovenaf is dus een allesbehalve exclusief kenmerk van socialisten. Nota bene waren het de “linkse” liberalen die zich daartegen altijd het meest verzetten.
Op nog andere plaatsen gaat Roele in zijn artikel de bocht uit. Zo stelt hij dat de Nazi’s niet de steun hadden van de grote ondernemers. Met het grootste gemak passeert hij de Pruisische traditie waarbij het grote ondernemerschap zich bij voortduring inzette voor de meerdere glorie van het vaderland. De verwevenheid tussen bedrijfsleven en overheid was in Pruisen al heel groot. Niet de vrije markt maar het nationale belang stond daarbij voorop. En inderdaad, Hitler volgde die traditie door de teugels aan te trekken.
Elders in zijn artikel verzuimt Roele te vertellen dat de NSDAP niet een nieuwe naam was voor de oorspronkelijk Deutsche Arbeiter Partei maar dat daar een fusie aan voorafgegaan was met de Deutsche Nationale Volkspartei (DNVP). Deze laatste bracht een flink nationalistisch element in de “nomenclatura” van de NSDAP.
Roele meent ook een overeenkomst te zien in de hoeveelheden slachtoffers die het Naziregiem en de regiems van Stalin en Mao of de rode Khmer met zich mee hebben gebracht. Hij tekent daarbij niet aan dat elke revolutie een dergelijk gevolg had. Dat was in Rome al zo, het gold bij de Franse Revolutie maar ook bij de revolten in andere tijdperken. Het kan dus niet gezien worden als een kenmerk van socialisten. Verder meent hij dat Peron gematigder was dan Hitler. Kletskoek, een stelling die hij niet kan bewijzen. Bovendien was Peron (Argentinië) veel meer gefixeerd op Mussolini dan op Hitler.
En zo gaat het maar door. Roele rijgt ongebreideld feitjes aan elkaar zonder die in hun contekst te plaatsen. Tenslotte eindigt hij met de conclusie dat Hitler in de Nederlandse contekst van vandaag zou kiezen voor de SP. Best mogelijk maar hij zou dan tevens heel gauw een fusie met de PVV entameren. Daar komt bij dat Hitler nooit kansen zou hebben gehad in een partij die bij aanvang al zo omvangrijk en gesetteld was. De DAP was bij Hitlers aantreden 8 leden groot.
Ik kom op het onderwerp terug maar nu al is duidelijk dat Roele zich niet erg heeft opgesteld als wetenschapsjournalist. Broddelwerk Marcel. Foei!
Tot sterkte,
Kaj Elhorst
Service