Elke dag zie ik een regiment aan mooie vrouwen passeren en méér dan ééns vraag ik me af of ik bij zo’n passante geen goede kans zou maken. Ik bedoel, net zo’n kans als andere mannen en jongens. Gelijke kansen voor iedereen bij het vervullen van ambities. Wat zou dat mooi zijn.
Eigenlijk lig ik een neuslengte voor. Ik ben intelligent (al zeg ik het zelf), ik verdien goed, ik kan aardig babbelen en ik weet welke dingen in het leven de wereld leuker maken. Tot slot: ik kan ontzettend charmant zijn.
Tegelijkertijd heb ik ook een handicap. Ik lijd aan fundamentele verlegenheid en een ingebouwd gebrek aan zelfvertrouwen. Kijk, daar ga je al. Niks gelijke kansen in de samenleving want de negatieve eigenschappen werken niet alleen door in de relationele sfeer. Ze hebben bijvoorbeeld ook invloed op de acquisitie van werk dat ik op zich best aankan. Misschien trekken verscheidene vaste lezers hun wenkbrauwen verbaasd op want dit blog getuigt toch lang niet altijd van de mankementen die ik hier vermeld. En toch is het zo.
De laatste jaren stel ik mijzelf wel eens de vraag of al die negativiteit eruit gekomen zou zijn als ik op school eens wat frequenter was getest. Hoe meer ik me dat afvraag, des te harder klinkt het antwoord “nee”.
Een verlegen kind met een gebrek aan zelfvertrouwen kan het gewoon niet leuk vinden om keer op keer getest te worden. Weten dat je een opdracht best aankunt maar schrikken voor de objectieve test maakt je niet gelukkiger en ook niet zelfverzekerder.
Ooit studeerde ik geschiedenis MO en ik weet nog hoe ik heb gezweten voor het examen, hoe onzeker ik was. Mij laat de gedachte maar niet los dat ik betere resultaten had gehaald als ik er wat zelfverzekerder aan was begonnen. Ik ben weliswaar geslaagd maar niet met topcijfers terwijl het vak toch mijn liefde heeft. Dat gebrek aan zelfvertrouwen haal je er met een test niet uit, ook niet met een toets. Integendeel, steeds weer breekt de pleuris uit omdat er zo’n rottoets aan zit te komen.
Gelijke kansen voor iedereen. Het klinkt zo prachtig maar leidt dat ook tot de gewenste aanpak? Ik kijk met heel veel bezorgdheid naar al die kindertjes die vanaf hun tweede jaar keer op keer worden geprest om steeds maar hogere prestaties te leveren. Te concurreren op jonge leeftijd en te streven naar nog betere resultaten. Waar en wanneer komen die jonge mensjes nog aan zichzelf toe? Wanneer leren ze nog zichzelf te ontdekken? Daar is toch helemaal geen tijd voor als ze alsmaar bezig zijn met het leveren van prestaties die goed zijn in de ogen van ouders en al die “grote mensen” die daar ver achter staan?
Natuurlijk is het van belang dat mensen een goede taalontwikkeling hebben. Niet voor niets zit daar het woord “ontwikkeling” in. Dat betekent dat er iets groeit, gestaag ontstaat en zich verankert in een kind.
Het lijkt mij dat je geen gelijke kansen ontwikkelt door kinderen zo lang mogelijk met zo ingewikkeld en moeilijk mogelijke opdrachten te pesten. Gelijke kansen maak je door kinderen de kans te geven te ontdekken wie zij zijn en wat ze met hun leven willen. Voldoende tijd en ruimte om te spelen in de vroege jaren is daar een belangrijke basis voor. Het lijkt mij een steviger fundament dan een voortijdig begonnen opleiding voor toetsen.
Nog even dit: de grootste fout die wij kunnen maken is de kinderen zelf te vragen wat ze ervan vinden. Misschien vinden ze het wel allemaal leuk maar dat wil nog niet zeggen dat het ook goed voor ze is. Een kilo snoep vinden ze ook leuk.
Tot sterkte,
Kaj Elhorst
Service
www.hetlaatsteavondblog.web-log.nl