Als de Friese trots ergens is gekwetst, dan is het wel door het uitblijven van de strenge winters. Het lijkt wel of de Elfstedentocht tot het verleden behoort, voorgoed. Tradities kunnen sterven maar niet zonder nakomelingschap. Het Thialfstadion in Heerenveen zet de traditie van het Friese schaatsen voort.
Twee bezittingen koestert Kommer dan ook met meer genegenheid dan wat ook: zijn schaatsen en zijn zeilboot. Ja, zoals de schaatsen het symbool zijn van de winter, zo is de boot, het skûtje, het levende bewijs dat er nog meren en kieviten zijn in zijn land. “Niet de Friesche taal maar Friesland zelf is een droom”, zegt Kommer wel eens. “Een droom van een land dat het verdient lief te hebben inclusief de kliffen en schorren, de bossen en de meren en natuurlijk de “Oldenhove” de scheve toren van Leeuwarden. De vraag die buitenstaanders bezighoudt, is of de toren schever staat dan die van Pisa. Voor de Friezen is alleen van belang dat de toren nog staat.
De liefde van Kommer voor zijn moederland valt op te snuiven aan alle kanten en naast het levensgrote portret van Aletta Jacobs en de wajangpoppen, zijn de wanden van zijn werkkamer gesierd met prenten en schilderijtjes van het rijke, Friesche leven. “Het mag dan verleden tijd zijn”, zegt Kommer, “maar die verleden tijd is ook voor een groot deel mijn eigen verleden en het leven van mijn ouders en grootouders. Ik kan daarvan niet zo maar afstand doen.” “Vroeger was alles beter?” probeer ik voorzichtig maar Kommer schudt al meteen haast moedeloos zijn hoofd. “Dat is het nadeel van onze jeugd”, zegt hij. “Ze probeert het verleden te vangen in one-liners en denkt daarmee de eigen cultuur te hebben gekarakteriseerd. Zo zit het niet. Om aan iets nieuws te beginnen, moet je eerst weten wie je zelf bent en waar je vandaan komt. Zo niet, dan doe je valse slagen, je vaart niet meer voor de wind en noem zo maar op. Ik weet wel dat het niet populair is om traditie te verdedigen maar ik doe het toch.”
Traditie, het woord klinkt haast vies in het moderne “tijdsgewricht” maar Kommer maakt er een helder juweel van. “Een ander woord voor traditie, is overlevering”, zegt hij. Met vaste hand schenkt hij nu twee glazen Beerenburg in, haast tot aan het randje. “Kijk nu toch eens naar dit heerlijk vocht en hoe het schittert en blinkt en kristallen glazen. Beerenburg en kristal horen bij elkaar”, dat is zijn praatje bij een plaatje. “Allebei oeroud en helder”, lacht hij. “Vroeger hield Beerenburg de mensen op het land warm tijdens het werk op koude en natte dagen. Nu houdt het mij en vele andere Friezen warm omdat we weten wat een prachtig en karakteristiek Fries product het is. Wij hoeven niet zo nodig mee te doen aan de moderniteit met buitenlandse drankjes. Wij hebben Beerenburg en echt is echt. Ook al laat teveel Beerenburg mij zwalken, het is toch de grond waarop ik sta.”
Als Friesland tabaksplantages gehad zou hebben, dan zou Kommer vermoedelijk Friesche tabak hebben gerookt. Maar dat is niet zo. Mooie Friesche pijpen zijn er altijd wel gemaakt en die gebruikt de oude, wijze politicus dan ook maar al te graag. Ook nu steekt hij er weer lustig de brand in.
“Wist je dat Constantinopel altijd een vrijplaats is geweest voor culturen uit allerlei richtingen?” vraagt hij. “En wist je ook dat die culturen allemaal succesvol langs elkaar heen leefden al waren ze wel een beetje bang voor elkaar? Die functie van vrijhaven heeft de stad in de loop van de jaren steeds minder gekregen en wat heeft dat opgeleverd? Meer armoede dan ooit! De Turken hebben de traditie vergooid. Ze hadden de stad moeten koesteren als mengelmoes van culturen. Misschien waren ze dan in staat geweest om die onderlinge angsten en naijver weg te nemen. In een soort “Sturm und Drang” gevoel hebben ze die traditie aan het begin van de vorige eeuw bijna weggevaagd.” De oude, wijze politicus schudt zijn hoofd op een haast melancholieke wijze. “We gooien onze tradities te snel overboord in een ongebreidelde dadendrang.”
Mij schiet ineens iets te binnen. “Van morgen zag ik dat de Belgische kabinetsformateur niet wist wat er gevierd werd op de nationale feestdag en bovendien kon hij het Belgische volkslied niet tot een goed einde brengen. Het was stuitend”, zeg ik. Kommer knikt. “Dat was het zeker. Eigenlijk zegt zo’n man “Ik heb niets te maken met dit land zoals het is, ook niet met mijn voorouders en die van mijn landgenoten, eigenlijk heb ik met niemand iets te maken. Ik ga dit land leiden naar een nieuwe tijd, wat die dan ook moge zijn”. Dat is niet echt iets om vertrouwen in te krijgen.”
Kommer staat op want aan het einde van dit gesprek wil hij de zwarte en witte zwanen in zijn vijver voeren. “Dat deden mijn ouders en hun ouders enzovoorts. Dat is traditie, overlevering. Dat is een geschenk van voorgaande generaties en zo’n geschenk houd ik graag in ere.”
Op mijn weg terug kijk ik uit over het Friese landschap en denk ik aan het stadje waar ik zelf geboren ben, Nijkerk op de Veluwe. Hoe anders is die omgeving. Beide mooi, beide aantrekkelijk. Juist ik, als rondtrekkende ziel, heb de woorden van Kommer maar al te goed verstaan. Zonder wortels red niemand het.
Tot sterkte,
Kaj Elhorst
Service