Elke ochtend om ongeveer kwart over zeven sta ik buiten met mijn hond, Butler. Voordat het zover is, heeft het heel wat voeten in de aarde want onze huisknecht maakt voor de deur vier of vijf rondedansjes voordat hij met zijn van opwinding trillende pootjes op een juiste manier in het tuigje is gekropen. Ja zeker, erg adequaat gaat het allemaal niet en hij behoeft mijn begeleiding. Eenmaal buiten raakt hij het meest opgewonden van een drol van een soortgenoot en het liefst vreet hij die nog op ook. Ik moet dat altijd zien te voorkomen omdat hij er uiteindelijk kotsmisselijk van wordt. In zijn verlegenheid zeikt hij er dan maar overheen. Na afloop van de wandeling geef ik hem een koekje om hem te belonen voor goed gedrag. Ik vrees dat hij daardoor is gaan denken dat ik degene ben die uit moet en dat ik dat niet aankan zonder zijn gezelschap.
Eén ding is zeker, hij rekent erop dat ik voor hem zorg en dat doe ik met liefde. Ik wandel vier keer met hem, ik vul zijn etens- en drinkbak en tussen alle bedrijven door haal ik hem nog wel eens aan. Ja de zorg voor de dieren bij mij in huis is prima. Dieren want behalve hondje Butler zijn er nog de katers Billy en Nadir (inderdaad, een asielzoeker die bij ons is komen wonen toen mijn dochter en haar vriend uit elkaar gingen) en de poes Jessie. En ze vragen allemaal om aandacht en liefde, stuur en zekerheid. Neem nou Billy.
Als ik ’s morgens de katten naar buiten wil laten, staat hij op de deurmat voor de achterdeur uitgebreid zich uit te rekken. Hij mauwt en rekt zich opnieuw uit. Doe ik vervolgens de achterdeur open, dan rent Nadir naar buiten maar Billy springt in één van de kattenmandjes Hij is met geen stok de deur uit te krijgen en ik probeer dat ook niet. Ik heb inmiddels geleerd dat er van mij wordt verwacht dat ik de voordeur van slot doe en deze open. Als dat is gebeurd, dan loopt Billy als huismonarch (hij heeft niet voor niets zijn hele leven al een oranjekleurige jas en denkt niet uitsluitend op 30 april dat de hele wereld om hem draait) de voortuin in. Je moet de rituelen kennen. Begrijpen doe je het nooit.
Wat ik wel begrijp, is het luidkeelse geschreeuw dat hij laat horen als mijn vrouw later de kamer binnenkomt (Billy is weer binnen). Zij is degene die katten en hond voorziet van een ochtendhapje. Dat heeft te maken met de astmatische bronchitis waaraan Jessie lijdt. Zij moet elke dag een bittere pil slikken en die krijg je alleen naar binnen met behulp van een hapje. Vanwege het gelijkheidsbeginsel moeten ze dan allemaal iets lekkers want anders worden ze jaloers, maken ze elkaar af of komen ze in opstand.
Vroeger dacht ik in mijn optimisme wel eens dat ik de baas in huis was of mijn vrouw. Niets is minder waar. Dat blijkt al heel duidelijk bij de maaltijd. Hoewel ik nooit de behoefte heb mijn kop in hun etensbak te duwen, is het omgekeerde wel het geval. Soms delen we aan tafel wat lekkers uit om van het gejengel af te zijn maar dat leidt altijd tot het tegengestelde. En laat ik duidelijk zijn. Weliswaar doet Butler zo nu en dan zijn naam eer aan door wat gemorste etenswaren van de vloer op te pikken maar verder slapen de dieren een groot deel van de dag. Of ze zoeken een heerlijk plekje in de zon om…te slapen. We laten ons hele leven leiden door de wensen van onze huisdieren.
We staan altijd voor ze klaar en hebben begrip voor al hun onbegrijpelijke grillen. We vinden het leuk om aandacht te geven als ze daarom vragen en hebben een lichte voorkeur voor degene die op schoot komt en zich het meest aaibaar toont. We houden van ze, ondanks en dankzij henzelf. Beginnen de verschillen uit de titel al te gloren?
Tot sterkte,
Kaj Elhorst
Service
Geef een reactie